Toen vorige week de erudiete Frank de Boer zijn uitspraken deed over de motoriek van homoseksuelen, dreigde mij dat aanvankelijk te ontgaan. Er passeren immers wekelijks in de kwaliteitskranten en in de betere massamedia zo veel diepzinnige bespiegelingen, dat deze fijnzinnige analyse ondergesneeuwd dreigde te raken. Ik werd er echter op geattendeerd dankzij de aandacht die mijn homoseksuele gildebroeders erop vestigden. Frank de Boer bleek een man te zijn van een ongelooflijke maatschappelijke importantie. Wanneer is hij eindelijk eens te gast bij Zomergasten, vraag je je af?
Overigens was het COC alles behalve lovend, dat moge duidelijk zijn. In tegendeel: het gilde luidde eerder de noodklok. Dit gebeurt wel vaker bij uitlatingen van op het oog fijn besnaarde opinieleiders: onder het mom van hun subtiele cultuurtheorie schuilt niet zelden een gevaarlijke opvatting die de waarden van onze cultuur doet wankelen. Hier was een nieuwe Abou Jahjah opgestaan, ja: een nieuwe Pim Fortuyn, een ware navolger van Frits Bolkestein. Terwijl iedereen zijn argusogen richt op Martin Bosma, ondermijnt de intellectueel De Boer achter onze rug de grondvesten van onze samenleving.
Uit een close reading van De Boers beknopte gendertheorie bleek me, dat dit orakel er inderdaad een uiterst gevaarlijke opvatting op nahoudt: een theorie die een eeuw homo-emancipatie in één klap ongedaan dreigt te maken. Erger nog: verhuld door zijn fluwelen toonzetting en omfloerste woordkeuze debiteert hij ronduit kwetsende opvattingen. Kwetsend, ja. Zelden heb ik me de laatste jaren zo gegriefd en beledigd gevoeld in de integriteit waarmee ik mijn levenswandel als Huisje-Boompje-Beestje-Homo vormgeef.
Nu moet ik iets opbiechten: het voelde ook wel weer even behaaglijk om me gekwetst te voelen. Ik vond dat ik er eigenlijk wel weer eens recht op had, na al die jaren van acceptatie. De laatste tijd monopoliseren zoveel nieuwe bevolkingsgroepen hun gegriefdheid (moslims, rechtse christenen, met Henk getrouwde Ingrids, homeopathologen etc.) dat ik als inmiddels alom gerespecteerde homo beteuterd sta te verpieteren in de schaduw van de maatschappelijke aandacht. Dankzij prof. dr. F. de Boer kon ik eindelijk weer eens dat fel begeerde goed van de aandacht opeisen.
Ik reken op uw begrip. U bent immers net als ik één van die miljoenen narcisten die onze westerse samenleving rijk is. Wees eerlijk: het schaarse goed van de aandacht baart ons meer zorgen dan de bedreigde euro. En als we die aandacht niet kunnen winnen door onze prestaties en onze belangeloze inzet voor onze samenleving, dan is er altijd nog één uitweg: de gekwetstheid, het beledigd zijn. Iedereen kan immers claimen een gevoelige plek te hebben: een tere plek die licht te gevoelig geraakt wordt en die ons veroorlooft om moord en brand te schreeuwen als dat gebeurt. Laten we haar de O-Spot noemen (met de O van Offend).
Vreemd genoeg zijn we ons niet altijd bewust van deze O-Spot. Gelukkig zijn er dan woordvoerders die alarm slaan als het tere plekje wordt geraakt. ‘O ja!’ roepen we dan: ‘Natuurlijk, ik heb die O-Spot ook! Ik ben ook gekwetst.’ De O-Spots zijn ruim voorradig. Als lid van een bevolkingscategorie beschikken we erover, maar ook als lidmaten van een bepaalde gemeenschap. Die O-Spot is in dat laatste geval een collectief symbool: de vlag, het koningshuis, de Koran etc.
Zo blijkt in mijn nabuurgemeente Waalre het gemeentehuis (u weet wel, zo’n administratief centrum waar je alleen naar toe gaat om je papierwinkel te regelen, waar je voor je boterbriefje trouwt, waar die vreselijke ambtenaren je veel te lang laten wachten tot jouw nummer aan de beurt is etc.) een collectieve O-Spot te zijn. Na de aanslag ontpopte zich het gemeentehuis als een soort tempel, waaraan zich tal van piëteitsgevoelens hechten en waarin de genius loci wordt gekoesterd. Ik durf te beweren dat veel Waalrenaren daar nooit bij stil hadden gestaan. Gelukkig waren er journalisten en opinieleiders die het gemeentehuis uitriepen tot de meest beladen plek van de gemeenschap. En prompt herkende de menigte zich erin. Zo gaat dat. Je ‘voelt’ nooit iets bij de vlag, totdat iemand daarmee een begin maakt.
***
Waarschijnlijk ontgaat u in het bovenstaande de kritische ironie niet. Menige homo – zeker als hij ook nog eens in Waalre woont – zal zich gekrenkt kunnen voelen. Laat ik dan voor de zekerheid benadrukken dat ik de aanslag op het gemeentehuis in Waalre rampzalig vind (zie mijn vorige update). En dat ik Frank de Boer het bewijs vind van de gemeenschappelijke-voorouder-theorie. Het gaat mij hier echter om de lichtgeraaktheid en ‘symboolgevoeligheid’ die we elkaar aanpraten en waarmee we elkaar in een ‘mimetisch proces’ (Girard) besmetten.
Ik ben trouwens de laatste om met Hirsi Ali te pleiten voor een ‘recht om te beledigen’. Ik vind wel dat wij recht hebben op een gemoedelijke samenleving: op een maatschappij zonder het alomtegenwoordige alarmeringssysteem van open zenuwen. Ik wil niet leven in een maatschappij waarin we alleen op kousenvoeten mogen rondlopen en elkaar alleen met handschoenen mogen aanraken. Dat is de meest onvrije samenleving die we kunnen bedenken.