Monthly Archives: februari 2019

Slow motion

Vanuit de ervaringen in onze kindertijd zijn we geneigd om saaiheid en verveling te associëren met dingen die te lang duren. Ik herinner me tergend trage vieringen in de kerk, lessen op school waaraan geen eind kwam en eindeloze, deprimerende zondagmiddagen. Hierbij rijst de vraag: ervoer ik deze zaken als vervelend doordat ze te lang duurden – of ervoer ik ze juist als onnodig langdurend doordat ze te weinig afwisseling bevatten? Ervaren we nu iets als saai omdat het te lang duurt of juist te lang durend doordat het saai is?

Dat saaiheid en tijdsduur kwesties van perceptie zijn, blijkt wel uit de kunst. Een kort muziekstuk kan mij soms al enkele minuten gaan vervelen, terwijl ik de tijd vergeet bij het luisteren naar een symfonie die meer dan een uur duurt. Bij sommige korte romans wordt ik al na tien bladzijdes ongedurig, terwijl ik in menig vuistdik boek ongemerkt op de honderdste bladzijde aankom.  Een groot componist of schrijver is in staat om een verhaal te vertellen, om in zijn werk verschillende lagen aan te brengen en ons voortdurend aan het denken te zetten. Daardoor verveelt hij of zij ons nooit. Een goed kunstenaar is als Scheherazade: we hangen ademloos aan haar of zijn lippen en vergeten de tijd. Zolang een lange compositie, vertelling of film maar meerdimensionaal is, vliegt de tijd. Voor deze paradox bestaan klassieke getuigenissen. Schumann prees de laatste symfonie van Schubert vanwege haar ‘hemelse lengte’ en Thomas Mann genoot van de ‘nobele saaiheid’ van de romans van de Oostenrijkse schrijver Adelbert Stifter (1805-1865).

De muziekleraar van mijn middelbare school vergeleek de romans en verhalen van Stifter met de symfonieën van Bruckner. En inderdaad ben ik de parallellen tussen deze kunstenaars steeds beter gaan zien. Ik ben in mijn leven steeds meer gaan genieten van hun werken, waarin alles zich in slow motion lijkt af te spelen. Na mijn jeugdige ongeduld te hebben overwonnen, raakte ik geboeid – ondanks of juist dankzij het feit dat de twee Oostenrijkse romantici uitgebreid de tijd nemen om hun verhaal te vertellen. Elke stap wordt uitvoerig belicht, elk detail in volle glorie belicht.  Daardoor lijkt de tijd te worden vertraagd. Als wij het kunnen opbrengen, om ons eigen tempo daaraan aan te passen, kunnen we volop genieten van het verhaal dat ons wordt verteld.

Stifter waagde zich overigens ook aan de schilderkunst. Hij was een verdienstelijk amateur. Zijn beeldende werk lijkt vooral bedoeld als een oefening om stil te staan bij de details van de realiteit die hem omgaf. Hij noemde zijn schilderijen van wolkenluchten, stenen, boomstammen, rotsen en verstilde gebouwen en landschappen niet voor niets vaak studies.  Opmerkelijk genoeg legde hij zich aan het eind van zijn loopbaan toe op studies van wat hij ‘beweging’ noemde. Het uitgangspunt was een rotsblok in een beek en omspoeld door het eeuwig stromende water. Blijkbaar was hij gefascineerd door de paradox van het eeuwig gelijke en veranderlijke, van stilstand en stroom in één, die zich in dit gegeven toonde. Het boeide hem zo, dat hij bijna abstract te werk ging om, achter het alledaags-natuurlijke tafereel, dit universele raadsel bloot te leggen – dat wellicht de sleutel vormt tot zijn eigen vertelkunst.

Kunstenaars als Bruckner en Stifter wisten de tijd te vertragen en te focussen op het detail en het moment, om daarin het eeuwige te betrappen. Als wij onze tred aanpassen aan hun tempo, en in slow motion genieten van hun werk, gaat een wereld voor ons open en kennen we geen verveling meer.

 

***

De bovenstaande column verscheen eerder op De Bezieling.

Grote-mondigheid

Verlegen of onzekere mensen zijn vermoeiend. Ze hengelen voortdurend naar bevestiging en willen met regelmaat horen dat ze niet lastig zijn. Het is ook nooit duidelijk wat ze echt willen. Zelf was ik ook vroeger ook zo. Totdat iemand mij duidelijk maakte, dat ik hem op zijn zenuwen werkte door voortdurend te vragen of ik hem niet verveelde. Ik zat in een cirkel gevangen. Gelukkig kon ik daar mettertijd uit ontsnappen.

Het tegenovergestelde zijn mensen die voortdurend voor zichzelf opkomen. Bij de één is dat de aard van het beestje of een bewuste strategie. Bij de ander is het iets wat zij of hij heeft geleerd, omdat hij of zij van huis uit schuchter was. Men heeft hem of haar toen geleerd om ‘assertief’ te zijn.  Gezellig is anders. Als mijn netwerk alleen bestaat uit mensen die haantje-de-voorste willen zijn, scheurt het op den duur door. Uiteindelijk zijn de bescheidenen toch wat socialer.

We komen dit ook tegen in de samenleving. Sommige groepen zijn erg bescheiden en stil. Ze hebben geen toegang tot de podia, waarop de camera’s zijn gericht. Ze zijn erop aangewezen dat iemand anders het voor hen opneemt.  Daar tegenover staan de goed gebekte en mediagenieke groepen die de aandacht weten te krijgen. Ze beroepen zich bijvoorbeeld op het feit, dat hun verre voorouders slachtoffers waren van onderdrukking. Alles wat hun dwarszit brengen ze daarmee in verband. Of ze beschikken over gele hesjes en auto’s om snelwegen mee te blokkeren. Met hun slachtoffer-retoriek chanteren ze hun medeburgers en met hun zogenaamd mondige gedrag zetten ze anderen voor het blok.

In onze samenleving geldt het recht van de luidste. De brutalen hebben de halve wereld, zei mijn moeder. Ze leerde mij echter ook dat bescheidenheid op lange termijn loont. Ik weet dat niet meer zo zeker, maar ik blijf hopen.

***

De bovenstaande column verscheen eerder in Ad Rem.