Tag Archives: deugd

Blinde ijver

“Ellende is een product van driftige activiteit.” 

C. Verhoeven

Zoals wij aan het begin van de 21e eeuw nog steeds de wonden likken van de verschrikkingen van de 20e eeuw en maar niet over de schrik heenkomen van twee beschamende wereldbranden, zo zeurde in de 17e eeuw nog lang het trauma na van de dertig- respectievelijk tachtigjarige oorlog. Een getuigenis daarvan is de barokroman van Von Grimmelshausen Der Abenteuerliche Simplicissimus Teutsch. Het is een bitterzoet, melancholisch-ironisch zelfportret van de 17e-eeuwse mens en zijn levensgevoel, de mens die zich een speelbal weet van het grillige en onbetrouwbare lot – en die zich tegelijk realiseert dat hij zelf geen haar beter is en maar al te gretig collaboreert met de vals-speelster Fortuna.

Het leven is, aldus Von Grimmelshausen, een maskerade waarin iedereen elkander om de tuin leidt, met als enige excuus dat alles draait om het overleven en het zolang mogelijk ontspringen van de dodendans. De enige die zich niet om de tuin laat leiden, is de oprechte schrijver van deze ‘belijdenissen’ en de welwillende lezer. De auteur houdt zo zichzelf en zijn tijdgenoten meedogenloos een spiegel voor.

Geheel overeenkomstig het heersende wereldbeeld voert Grimmelhausen ook de duivel en zijn trawanten ten tonele. In de desbetreffende scene daagt de satan zijn handlangers uit, om zich onderling te meten in hun verleidingskunsten. De Gierigheid lijkt retorisch het pleit te winnen met een wel heel satanisch argument: “Ik durf mezelf erop voor te laten staan, dat ik beter dan wie ook de bedoelingen van onze grootvorst kan realiseren. Want deze wil immers niets anders dan dat de mens zowel in het ondermaanse geen rustig, genoeglijk en vreedzaam bestaan leidt als in de eeuwigheid alle zaligheid ontbeert.” De Gierigheid geeft vervolgens overtuigende voorbeelden waaruit blijkt, dat wie zich door haar laat leiden inderdaad een rotleven heeft.

Het doortrapte van de Gierigheid bestaat erin, dat zij een stapje verder zet dan andere ondeugden. Andere ondeugden – zoals luiheid en wellust, kortzichtigheid en egocentrisme – zijn slechts vormen van slecht begrepen eigenbelang. Ze willen op korte termijn (in het aardse leven) winst binnenhalen ten koste van het heil op lange termijn (de eeuwigheid). Tegen hun verleidingskunsten zijn de mensen veelal redelijk opgewassen. Er is slechts een gezond calculerend vermogen nodig om deze te doorzien. Bovendien is niemand helemaal gespeend van – zij het ook een klein restje – altruïsme en compassie. Dit wapent mensen tegen de bekoring van een compromisloos egocentrisme.

De Gierigheid weet deze veiligheidsmechanismen echter te omzeilen. Zij kijkt ogenschijnlijk naar de lange termijn en doet zich voor als prudente en vooruitziende spaarzaamheid. Bovendien kan zij allerminst worden beticht van egoïsme, daar ze zichzelf offers en beproevingen oplegt. Zo draait de Gierigheid ons een rad voor ogen en hebben we geen verweer tegen haar. Ook tegen degenen die haar belichamen hebben we weinig in te brengen. Hun zelfkastijding dwingt zelfs respect af.

De meest doortrapte ondeugd is de uit het lood geslagen en ontwrichte, de geperverteerde en geparodieerde deugd – weten we sinds Aristoteles. Het kwaad draagt het masker van het goede. Precies zo opereert de Gierigheid.

Thomas Mann nam in zijn eigen trauma-roman Doktor Faustus dit motief op. De componist Leverkühn gaat met de duivel in zee om zijn doelen te bereiken, maar moet daar in twee termijnen de prijs voor betalen. Niet alleen verkoopt hij voorgoed zijn ziel: hij moet bovendien een leven van ontberingen lijden. Zijn leven wordt al in het ondermaanse een martelgang. Als we daarbij bedenken dat zijn doel bovendien immaterieel van aard is (namelijk het creëren van artistieke waarde), dan is het zo goed als uitgesloten om de hoofdpersoon van iets kwaads te betichten.

***

Niemand gelooft meer in duivels die ons verleiden en de verkeerde kant opsturen. Laten we met deze relativering echter niet weglopen voor het verontrustende van de parabel van Grimmelshausen. Het motief van het kwaad dat opereert onder de schijn van het goede, dat zich onaantastbaar maakt door heroïek en zelfopoffering: het is akelig actueel. Ondeugden die als een parasiet bezit hebben genomen van deugden: ze vormen het scenario van een heel herkenbare horrorfilm.

Deze film gaat over blinde ijver, over bevlogen en tomeloos werkende managers die – aangevuurd door adviseurs, goeroes en het pepmiddel van de leiderschapsmythe – persoonlijke successen boeken en grote opdrachten binnenhalen voor hun bedrijf, de marktpositie van hun organisatie vergroten en de winst exponentieel doen toenemen. De helden van deze film zijn mensen die hun eigen slavendrijver zijn en alles over hebben voor hun ‘missie’: hun nachtrust en hun gezinsleven, hun gezondheid en hun geestelijke bagage.

Het is ongepast om de staf over hen te breken. Als we ons al zorgen maken, dan is dit een vorm van medelijden en ongerustheid. Verontwaardiging is misplaatst: deze krachtpatsers werken immers zo hard; ze zijn immers zo gedreven en enthousiast, zo proactief en visionair. Als ze al een beetje excentriek zijn (Aristoteles zou zeggen: als ze gevaarlijk ver weg dwalen van het midden), dan is dat alleen maar een charme.

***

Is het blinde en hectische activisme van de ‘leiders’ van woningcorporaties en banken, accountantskantoren en sportclubs (het zijn maar willekeurige en toevallige voorbeelden): is dit misschien de Gierigheid van onze tijd? En is de doormoddercrisis waarin we leven wellicht de prijs die we betalen voor de zo lang kritiekloos gehuldigde opvatting, dat alles draait om ijver en energiek optreden? Hebben we niet te veel onze kaarten gezet op het ‘verleggen van een steen in een rivier op aarde’, zonder dat we ons afvroegen welke steen in welke rivier en met welke gevolgen? Is de ongerichte, richtingloze krachttoer geen doel in zichzelf geworden?

Als het nog niet te laat is, als we onze collectieve ziel nog kunnen wegslepen voor de poorten van de hel, als er nog wat te redden valt: dan moeten we uitkijken naar normale, nuchtere bestuurders die zich niet hebben laten vergiftigen met het drukdoenerige leiderschapsideaal. Dan moeten we het hebben van voorzichtige stuurlui die de deugd weer in het midden zoeken, van mensen die rivieren tot bedaren brengen in plaats van draaikolken te veroorzaken.