Het was de week van de door mand vallende bestuurders en van hun voetstuk vallende idolen. Nee, ik heb het nu even niet over Berlusconi. Laten we in Nederland blijven. In Groningen bijvoorbeeld moest de PvdA de Augiasstallen van de partij uitmesten, waarin haat en nijd de lucht verpestten. En in Limburg bliezen in de hoek gedreven, corrupte VVD-ers zichzelf op – in een poging om tot het laatst zoveel mogelijk schade toe te brengen aan het plaatselijke bestuur.
En dan de wielersport: de sportdiva’s en hun sponsoren schrobden ijverig het vuil van de handen, dat ze in ruim vijftien jaar tijd de kans hadden gegeven om vast te koeken. Naïeve sportjournalisten, die in dit tijdvak een andere kant hadden opgekeken, gaven toe dat ze nu ‘ambivalent’ waren ten opzichte van deze zwarte bladzijde van de sportgeschiedenis – het understatement van de week.
Andere door-de-mand-vallers bleven vooralsnog buiten schot. De bij het oud vuil gezette Jolande Sap bleef weg bij haar afscheid van de Tweede Kamer. Ze bedankte voor de krokodillentranen van haar voormalige fractiegenoten en bespaarde aldus haar laffe ex-collega’s gezichtsverlies. En op zaterdag likte het CDA-congres zijn wonden en maakte de balans op van de averij, waarvoor uiteindelijk drama-queen Maxime verantwoordelijk is. De laatstgenoemde kan echter zijn handen blijven wassen in de onschuld van zijn toneelschooltranen.
Gaat het hierbij om falende systemen of verziekte partijculturen, om een ‘onduidelijke partijkoers’ of grillig gedrag van de kiezer, om ‘interne verdeeldheid’ of een ‘klimaat’ van corruptie? Nee, het gaat niet om anonieme sociologische mechanismen. Het gaat om concrete mensen met een te groot ego of een ‘dik ik’ (Kunneman). Om narcisten die ‘houden van’ hun club of hun achterban zolang zij daarvan kunnen profiteren en daarop kunnen parasiteren. Als zij zelf ten val komen, slepen zij hun partij, hun gemeente, hun sportcollega’s etc. mee in hun val. – En ach, wij Gewone Mensen kunnen de idolen van gisteren wel missen als kiespijn. Wij hijsen net zo makkelijk nieuwe helden op het schild, desnoods zware jongens uit Amsterdam.
Ik ben in de vulgair-marxistische jaren zeventig en tachtig opgegroeid met de gedachte dat dingen fout gaan door structurele oorzaken en ‘systeemfouten’. Dat was en is nog steeds een nuttige gedachte. Ze voorkomt dat wij ons er gemakkelijk van afmaken, door bij een ernstige crisis de poppetjes te vervangen en de kaarten opnieuw te schudden, zonder vragen te stellen bij de spelregels. Inmiddels lopen we echter het risico van een omgekeerde luiheid. De nieuwe dooddoener luidt: ‘It’s the system, stupid.’
Ook op de theologenschool maakte ik mij deze denkwijze eigen. Het christendom, meer specifiek: de kerk was een boevenbende geworden – en wel door de dodelijke omhelzing met het politieke en economische ‘systeem’. Als er al sprake was van individuele verantwoordelijkheid, lag die bij één man: keizer Constantijn de Grote. Bij hem werd op 28 oktober 312 de kiem gelegd voor de fatale verstrengeling van christendom en wereld. Dit feit werd overigens op zondag 28 oktober herdacht (en als u even rekent, snapt u waarom).
Alles wat misgaat, zo heb ik dus geleerd te geloven, gaat terug op die ‘systeemfout’. Het zwarte lijstje is bekend: de inquisitie (waarvan de meesten onder ons overigens alleen weten dat ‘het erg was’); de heksenvervolging (die, zoals bekend, op haar hoogtepunt was in de ‘duistere middeleeuwen’ …. nee dus: het was een vroegmodern verschijnsel; weet u dat ook weer); de belangenverstrengeling van kerk en staat (ook en vooral in dictaturen); de starheid van kerkelijke structuren; het misbruik van minderjarigen; de weigerambtenaar; de veroordeling van Galilei en Pussy Riot (bien étonnés de se trouver ensemble) etc.
Toch ben ik wel blij dat het christendom zich dankzij de keizer (en als hij het niet had bewerkstelligd, dan was het wel iemand anders geweest) heeft gevoegd in de polis en is geïnstitutionaliseerd. Juist doordat de kerk een ‘gewone’ menselijke organisatie is geworden, kunnen zij en haar bestuurders tot verantwoording worden geroepen – al gebeurt dat in onze geschiedenis vaak veel te laat. En los daarvan zijn er ook witte bladzijden in de kerkgeschiedenis, die we regelrecht danken aan de institutionalisering van het christendom. Er waren en zijn ook instituties die de kerk hebben gedwongen en geholpen om het open gesprek met de samenleving aan te gaan, zoals de theologische wetenschap en de christelijke maatschappelijke organisaties. Natuurlijk heeft het christendom door Constantijn zijn onschuld verloren en is het blootgesteld aan de verleidingen van de macht. Maar om nou te spreken van een ‘zondeval’? Het zijn uiteindelijk de concrete mensen die de verleiding niet kunnen weerstaan.
Ik moet er niet aan denken, dat de kerk een louter charismatische ‘beweging’ was gebleven. Dan zaten we opgescheept met schimmige goeroes en met verborgen machtsmechanismes, waarmee vergeleken de kerkelijke instituties een toonbeeld zijn van transparantie. Liever een systeem, dat voor corruptie gevoelig is, maar waarin de bestuurders vroeg of laat aan de kaak worden gesteld, dan een ongrijpbaar ondergronds netwerk. Liever een instituut met een waterhoofd en stroeve gewrichten, dan een Al-Qaida-light.
Voor mij mag 28 oktober een vaste feestdag worden op onze kalender. Leve Constantijn!