Tag Archives: Duitsland

Om te huilen

“Denk ich an Deutschland in der Nacht…” H. Heine

 

 

 

Eén van de ideeën waarmee de knuffelsociaaldemocraat Thijs Wöltgens (1943-2008) ooit mijn hart stal, was de gedachte om Nederland als deelstaat te laten toetreden tot de Duitse Bondsrepubliek. Los van het onrealistische karakter ervan, vind ik de achtergrond van dit gedachte-experiment nogsteeds overtuigend. Niet als partner, bondgenoot of tegenspeler van een macht, doch alleen als deel ervan kun je als kleine natie gewicht in de schaal leggen. Niet als een ‘wij’ dat bij een ‘zij’ in het gevlei wil komen, doch als een klein ‘wij’ dat opgaat in een groter ‘wij’, kun je aanzien, respect en invloed krijgen. Daarvoor moet je wel bereid zijn om de schijnsoevereiniteit van een minilandje op te geven en onderdeel te worden van de reële soevereiniteit van een groot land.

Inmiddels is er echter nog minder draagvlak voor deze redenering dan destijds – zo maakt de ‘Europadiscussie’ duidelijk. We koesteren liever de troostprijs van een door ons gekozen, maar machteloze en tandeloze regering, die in internationaal verband met de pet moet rondgaan, dan dat we ook maar willen nadenken over het vormen van een Europese federatie met vergaande bevoegdheden, die op het wereldtoneel respect zou afdwingen en die ons in staat zou stellen een serieus te nemen regering te kiezen. (Alleen al het opschrijven van deze zinnen voelt inmiddels aan als een sneu achterhoedevechtpartijtje. We lijken de kans op het vormen van een respectabele federale Europese staat voorgoed te hebben verspeeld. De regie ligt de komende jaren bij mensen als Poetin en (huiver!) Trump – en bij terroristen die steeds meer hun agenda zullen bepalen.)

Culturele superioriteit

Ik had en heb ook om andere redenen sympathie voor Wöltgens’ idee. Niet alleen op geopolitiek en economisch vlak, maar ook op cultureel vlak ben ik Duitsland steeds meer als de meerdere gaan zien. Juist op dat vlak is Duitsland een land om jaloers op te zijn, een land waar je bij wilt horen. Daarbij doel ik niet op het al dan niet beschikken over een rijker cultureel erfgoed. Ik denk dat er op dat vlak al snel sprake is van gelijk spel. Als we tegen elkaar opbieden of onze bezittingen tegen elkaar wegstrepen, eindigt de strijd ongetwijfeld onbeslist. De Duitsers hebben een taal en een literatuur van internationale allure, maar wij hebben onovertroffen schilders. De Duitsers hebben talloze operahuizen, maar wij hebben het beste symfonieorkest ter wereld, om nog maar te zwijgen van andere ensembles (voor zover ze nog niet zijn wegbezuinigd onder druk van politieke partijen die zich als beschermers van ons erfgoed opwerpen). De Duitsers bakken beter brood, wij maken betere sigaren en jenever. Zo kun je wel doorgaan met het tegenover elkaar plaatsen van onze ‘canones’.

Met culturele superioriteit bedoel ik echter niet het beschikken over een voortreffelijke canon. Waarin zij m.i. bestaat kan ik het beste aanduiden aan de hand van een voorbeeld of een incarnatie van deze superioriteit. Het is de intellectueel en schrijver Navid Kermani. Als ik moet uitleggen wie hij is, wat hij vertegenwoordigt en betekent, zoek ik vergeefs naar Nederlandse equivalent. Ik ken tenminste geen Nederlander van enig kaliber met een vergelijkbare doorleefde eruditie van zowel oosterse als westerse cultuur. Ik ken geen landgenoot die zich, zoals Kermani, zonder krampachtige correctheid of gekunstelde distantie verdiept in zowel de Islam (die Kermani belijdt) als het christendom (waarmee hij sympathiseert) als het literaire en wijsgerige humanisme  – en die daarvan in het publiek getuigt en zo bruggen bouwt.

Kermani vertegewoordigt als persoon iets wat wij, voor zover ik weet, niet kennen (tenzij Aboutaleb in het geheim een wijsgerige roman van 1000 bladzijden aan het schrijven is). Daardoor kon hij in oktober 2015, toen hij in Frankfurt de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels in ontvangst nam, ook een bewonderenswaardige daad stellen. Ik heb zijn dankrede twee maal gelezen en werd beide malen tot tranen geroerd. In deze toespraak verbindt Kermani namelijk, tegen de achtergrond van de crisis in het Midden-Oosten, islamitische en westerse zelfkritiek met bewondering voor een priester die in Syrië zo lang mogelijk trouw bleef aan zijn gemeenschap en aan de dialoog met moslims – totdat IS hem zijn project (en bijna zijn leven) onmogelijk maakte. Het hoogtepunt van de rede is het slot, als Kermani afziet van strijdvaardige taal maar oproept tot gebed voor de door IS ontvoerde christenen – waarbij hij de niet-gelovigen in de zaal vraagt, om in elk geval met hun wensen en gedachten bij de slachtoffers te zijn.

Verdachte tranen

Hoe authentiek waren mijn tranen? Was ik in de retorische val van Kermani getrapt en had ik me laten meeslepen door sentimentaliteit? Ik betwijfel het, al hebben cynici als ik een neiging tot compenserende sentimentaliteit. In elk geval was er meer aan de hand. Ik huilde ook tranen van jaloezie: jaloezie op een geseculariseerd buurland waar een spreker een publiek, samengesteld uit de intellectuele bloem der natie, zonder blikken of blozen uitnodigt tot gebed. Kunt u zich een literaire prijsuitreiking in Nederland voorstellen, waar zo onbekommerd bruggen worden geslagen, in woorden en daden, in gedachten en rituelen?

Natuurlijk heeft Kermani’s rede ook discussie en verontwaardiging opgeroepen. Hem werd verweten religie te instrumentaliseren en zich andere tradities toe te eigenen. Hem werd verweten niet-gelovigen in een gelovige val te lokken en in de publieke ruimte de grens tussen religie en seculiere maatschappij te schenden etc. Ondanks alle kanttekeningen bleef het ontzag echter overeind voor deze culturele vredestichter.

In commentaren werden bovendien vraagtekens geplaatst bij de euforie van christenen die (innerlijk) juichend opsprongen bij Kermani’s redevoering, omdat hij in het hol van de seculiere leeuw het christendom zo’n opsteker gaf. Deze kritiek geeft mij te denken en maakt me alsnog argwanend jegens mijn tranen. Is mijn ontroering misschien gewoon een uiting van deze ordinaire euforie? Voel ik alleen maar in mijn christelijke chauvinisme bevestigd, zonder dat ik het wil toegeven, of opgelucht omdat hier door een maatschappelijke autoriteit de secularisatie een halt wordt toegeroepen?

Zonder me zelf beter voor te doen dan anderen, meen ik toch dat dit niet het geval is. Bij ongelovige vertegenwoordigers van de culturele elite, die onverwacht toenadering zoeken tot het christendom (zoals postuum Joost Zwagerman), voel ik namelijk meestal eerder onbehagen. Na aanvankelijke euforie en dankbaarheid, onderga ik in tweede instantie verwarring en irritatie. Het lijkt alsof iemand aan de haal gaat met iets wat niet van hem is en goede sier maakt met andermans (i.c. mijn) veren. Als ik Kermani’s rede zou hebben ervaren als een adhesiebetuiging voor ‘mijn’ religie, zou de vreugde daarover van korte duur zijn geweest.

In een scherpe analyse wijst de voortreffelijke theologische website Feinschwarz.net er overigens op, dat de hier geschetste ontreddering misschien wel het beste is wat christenen kan overkomen. Het is namelijk een fikse streep door de rekening van hen die de exploitatie het geloof monopoliseren. Het draagt bij aan de zo broodnodige ‘kenosis’ van het christendom, als het zijn alleenvertoningsrecht verliest. Komt mijn ontroering dan misschien voort uit euforie over het feit dat Kermani mij helpt bij het doorstaan van dit onthechtingsproces? Nee. Ik ben niet zo masochistisch om Kermani juist hiervoor te bedanken – al is het maar omdat hij intiem is bevriend met de ultrakatholiek Martin Mosebach.

Ik houd het er maar op dat ik ben geraakt doordat Kermani in en met zijn rede een onorthodoxe en dappere daad heeft gesteld: een daad waarin hij tegenstellingen en verschillen overbrugde zonder een politiek correcte roze bril op te zetten. Hij deed hier iets wat hij in zijn hele (jammer genoeg niet altijd even toegankelijke) werk en zijn hele leven heeft gedaan. Waarom kan dit in Duitsland – en hier niet? Dat is toch om te huilen?

***

Kermani, Navid – Friedenspreis des Deutschen Buchhandels. Ansprachen aus Anlass der Verleihung. – Frankfurt am Main 2015.

(Deze uitgave bevat de Duitse teksten met Engelse vertaling, mitsgaders een volledige lijst van Kerman’s werken.)