Identiteit is goed voor ons. Ze biedt ons een houvast in stormachtige tijden. Ze levert een fundament waarop we stevig kunnen staan als we de confrontatie met anderen aangaan. Ze vormt een innerlijk zwaartepunt, waardoor we in balans blijven, als er van buiten aan ons wordt getrokken en geduwd. Er zijn tal van raadgevers en hulpverleners die ons kunnen helpen bij het vinden van een dergelijke identiteit. Zo’n sterke identiteit wordt daarbij van belang geacht op verschillende niveaus.
Identiteit in soorten en maten
Op collectief niveau helpt een ‘groot verhaal’ of een ‘canon’ ons, om met zijn allen stevig in onze schoenen te staan op het turbulente wereldtoneel. Een stevige collectieve identiteit biedt aan ‘onze’ natie, samenleving of cultuur (wat dat dan ook is) de broodnodige oriëntatie als we het even niet meer weten. Ze vormt een kompas als we stamelend in onze woorden en waarden verstrikt raken en als we van de wijs worden gebracht door de spraakverwarring van de geglobaliseerde en multiculturele samenleving. Identiteit vormt een ijkpunt of een meetlat als we verlegen zitten om een weerwoord op vreemde stromingen. Ze biedt een uitkomst als we wanhopig zoeken naar een gedragscode die het maatschappelijk verkeer voorspelbaar maakt. (Merkwaardig genoeg zijn het overigens vaak conservatieve cynici, die zelf niets geloven, die op de noodzaak van een waardencanon wijzen. Vooral de anderen hebben blijkbaar oriëntatie nodig.)
Vervolgens is er het mesoniveau, want ook de organisatieklusbedrijven hebben de identiteit ontdekt. Een organisatie heeft een sterk verhaal nodig, mitsgaders een ‘missie’, die bondig en onuitwisbaar staat geschreven op gelamineerd hoogglanspapier. Dat geeft aan de organisatie samenhang, richting en dynamiek. Identiteit disciplineert en waarborgt dat alle neuzen dezelfde kant opstaan. De genoemde organisatieknutselaars helpen je graag, om deze identiteit te vinden, te formuleren en dóór te drukken. Het enige wat je zelf moet meebrengen is een bierviltje of een sigarendoosje. Want een verhaal, missie of visie moet daarop kunnen passen.
Tenslotte is een krachtige identiteit vooral van belang op individueel niveau. Want met dat grote verhaal lukt het niet altijd zo best, stellen zelfbenoemde zielzorgers vast. Juist als instituties en bewegingen eroderen en afbrokkelen – en er dus geen groepsidentiteiten meer zijn, waarin we kunnen schuilen – heeft het individu de wapenrusting van een (bijvoorbeeld religieuze) identiteit nodig om zich te weer te stellen tegen alles wat op haar of hem afkomt. Deze identiteit functioneert dan net als de loden voet van een duikelaartje, waardoor dit altijd weer rechtop komt te staan. Door identiteit ben je niet omver te krijgen. Je staat stevig en wijdbeens in het leven. Dit is een gedachte die nogal opgeld doet in neo-christelijke kringen als het gaat over dialoog met andersdenkenden.
Een identiteit die zich blootstelt
Het zal allemaal wel waar zijn. De noodzaak van een ‘sterke identiteit’ is echter vooral een pragmatische waarheid. De sociologische, organisatiekundige of psychologische wens is de vader van de gedachte. Is een dergelijke ‘sterke identiteit’ behalve nuttig echter ook zinvol? En hoe wenselijk is ze ten diepste, met het oog op duurzame humaniteit? Laat ik bij de beantwoording van deze vraag bij mijn theologische leest blijven en me beperken tot het individuele niveau – en dankbaar gebruik maken van de handreikingen in een recent boekje van Renée van Riessen.
De opvatting van een stabiele identiteit gaat onder andere terug op Plato en op diens opvatting van de ‘ziel’ als een eeuwige, onverwoestbare kern en drager van identiteit. Daartegen zijn echter altijd ook bedenkingen geuit – en merkwaardig genoeg vooral uit ‘religieuze’ hoek – bijvoorbeeld door Kierkegaard en Levinas. (Wat de theologie betreft zou ik daar Barth aan willen toevoegen.) Wie streeft naar een sterke innerlijke identiteit, sluit zich op in zichzelf en zet de tijd stil. Authentieke vorming van ‘identiteit’ komt echter van buiten, onverhoeds en onvermoed: als inspiratie, als onderricht door de meester of als openbaring. En deze externe inmenging herhaalt zich onophoudelijk. Wie zichzelf wil vormen zal zich dus nooit vastleggen, maar zich daarentegen steeds openstellen en uit balans laten brengen en houden
Poëtisch uitgedrukt: zij of hij zal altoos ‘bloot zijn en beginnen’ (Van Ostaijen, geciteerd door Van Riessen). Zij of hij zal de ‘gouden penning’ van het innerlijk met de ‘blote zijde’ naar boven leggen – om de mysticus Jan van Ruusbroek aan te halen – en zich in ‘blote leegheid’ prijsgeven, steeds opnieuw. Authentieke identiteitsvorming is een voortdurende oefening om je buiten je eigen middelpunt te begeven, om ‘excentrisch’ te zijn en binnenstebuiten te leven. Het is een levenslang ‘omhoog gaan, neerdalen, uit zichzelf weggaan en leven tussen de tijden’ – aldus de veertiende-eeuwse mysticus.
Identiteit in de ware zin is dus vloeibaar. Dit is ook het Bijbelse perspectief op zelfwording als navolging, als het gaan in het voetspoor van diegenen, die hun sterke identiteit opgaven.
Een mild klimaat
We hebben flexibele identiteiten nodig en mensen die van hun voortdurende zelf(ont)wording getuigen in zachte verhalen. Misschien hebben we hen ook niet nodig en hebben we niets aan hen – behalve dan, dat het maatschappelijk klimaat door hen milder wordt. Mensen die zelfverzekerd en wijdbeens in het leven staan: die versperren immers ook soms de weg en houden het maatschappelijk verkeer op.
***
Met dank aan: Renée van Riessen. De ziel opnieuw. Over innerlijkheid, inspiratie & onderwijs. Amsterdam 2013.