Tag Archives: mindfulness

Bezinning als openheid voor de chaos

“Je staat, individuele ziel, tegenover de overmaat.” – Adam Zagajewski

 

 

Omdat mij nimmer het ongemakkelijk knagende gevoel loslaat, dat ik werkzaam ben in de windhandel, voel ik me extra verantwoordelijk om er het beste van te maken. Dat is zeker het geval wanneer ik, zoals onlangs, het verzoek krijg om een spreekbeurt te houden over het erg algemene en daarmee vrijblijvendheid riskerende begrip ‘bezinning’.

Toen ik me voorbereidde op de lezing die ik moest houden, dook ik dus mijn boekenkast in en inventariseerde ik enkele degelijke en gezaghebbende benaderingen van dit onderwerp *. Aan de hand van de ‘trage vragen’ van Harry Kunneman, de ‘presentiebenadering’ van Andries Baart, de ‘kairotische’ tijdsbeleving van Joke Hermsen, de ‘wetende liefde’ van Martha Nussbaum en – last but not least – de ‘verwondering’ van Cornelis Verhoeven wist ik de vinger te leggen op de kern van bezonnenheid en bezinning. Deze kern bestaat erin dat we in staat en bereid zijn om de oneindige complexiteit en grenzenloze meerduidigheid van de werkelijkheid tot ons toe te laten. Dat we in staat en bereid om die werkelijkheid tot ons te laten spreken en uitspreken, in staat en bereid om ons door haar te laten leiden en verrassen. En dat dit leidt tot een nooit eindigende beweging, tot een nooit voltooide ontdekkingstocht in de onuitputtelijk rijke realiteit.

Bezinning is daarmee weliswaar een kwestie van ‘een pas op de plaats maken’, maar alles behalve passiviteit of vrijwillige hersendood – een dezer dagen veel geprezen houding, die in de traditie echter terecht wordt verfoeid als quiëtisme. Bezinning veronderstelt juist inspanning en discipline. Ze vereist geduld en eerbied, toeleg en aandacht. Geduld met de ons razend makende ‘ingewikkeldheid’ van vraagstukken en eerbied voor de sfinxachtige zwijgzaamheid van problemen. Toeleg om de vele vertakkingen van de taal en het denken te volgen. Waakzame aandacht voor het gevulde moment dat op ons toekomt wanneer het zichzelf daartoe rijp en rijk genoeg acht. – Dat we deze door en door actieve houding verwarren met passiviteit, hangt er waarschijnlijk mee samen dat ze een rem zet op onze aandrang om snel diagnoses te stellen en op basis daarvan te handelen – met het risico de werkelijkheid te reduceren tot een binaire karikatuur van zichzelf  en vanuit de heup erop los te schieten**.

Wat echter vooral een openbaring voor mij was, was het volgende. Terwijl ik mijn lezing voorbereidde, maar vooral toen ik in gesprek was met het uitnodigende gezelschap***, kwam een paradoxaal inzicht naar boven. Anders dan we geneigd zijn te denken, zijn bezonnenheid en bezinning geen middelen om de chaos van ons leven te beteugelen, laat staan te ontvluchten. Bezonnenheid en bezinning is de gereedheid om deze chaos – in de zin van de zaligmakende meerduidigheid van de werkelijkheid – onder ogen te zien. De wilde en ontregelende visioenen van de kluizenaars, die iconische personificaties van bezinning, zoals onder andere verbeeld door Jheronimus Bosch, getuigen van dit inzicht. Wie zich bezint duikt dus niet weg, maar is op zijn qui-vive voor de wild woekerende werkelijkheid die hem omgeeft. Bezinning is: de krampachtige behoefte om vanuit het ik orde aan te brengen loslaten en zich overgeven aan de wanorde.

Bezonnenheid en bezinning zijn mede om die reden – ook hier weer een paradox – ook geen vormen van introvertheid, ingekeerdheid. Ze zijn bij uitstek manieren om onszelf ‘binnenste buiten’ te keren, om extravert te zijn. Om onszelf te laten bevrijden uit de strikken van het verstikkende ik. Bezonnenheid en bezinning zijn geen methode om onszelf vol te zuigen – zoals het modieus versleten woord inspiratie suggereert (zie mijn vorige column). Ze zijn de gereedheid om ons binnenste gastvrij open te stellen voor het vreemde en de ander, die onophoudelijk en in steeds nieuwe gedaanten bij ons zullen blijven aankloppen – veelal om ons uit te nodigen ons veilige huis te verlaten en met hen het labyrint van de werkelijkheid te verkennen.

Noten

* Al denkende verruimde ik het onderwerp tot het begrippenpaar ‘bezinning en bezonnenheid’, waarbij het eerste woord verwijst naar het ‘doen’ en het tweede naar de ‘deugd’ die ten grondslag ligt aan dit doen of, met andere woorden, naar de bereidheid en gereedheid tot bezinning.

** Dit uit zich in de onverkwikkelijke ‘discussies’ rond het vluchtelingenvraagstuk. Dit punt is m.i. ook de kern van de fundamentele kritiek op de Levenseindekliniek, zoals die zichzelf presenteerde in de naar haar genoemde TV-documentaire, die enkele weken geleden werd uitgezonden.

*** Het betrof een groep mensen die trouw twee maal per maand bij elkaar komt om elkaar en de minder bedeelden in woord en daad van dienst te kunnen zijn, kortom: een toonbeeld van bezonnenheid en bezinning.

Het is maar je werk.

De twee kanten van werken aan werk

Vakantie is een uitgelezen periode om na te denken over je eigen werk en over het verschijnsel werk in het algemeen. Voor mij is dat geen overbodige luxe. Mijn eigen baan bestaat voor een groot deel in de zorg voor het werk van anderen. Die zorg strekt zich uit van enerzijds de arbeidsvoorwaarden en organisatorische kaders tot anderzijds de mentale voldoening in het werk. Ze omvat, anders gezegd, zowel de ‘harde’ kant als de ‘zachte’.

Nu is de ene kant van het spectrum – het prozaïsche loodgieterswerk, zeg maar – op zich al veeleisend genoeg. En zij is eigenlijk ook cruciaal. Als de toepassing van de arbeidsrechtelijke regels is gewaarborgd (en zich daarbij niet beperkt tot het minimaal vereiste), als werknemers kunnen werken tegen rechtvaardige voorwaarden en onder gezonde omstandigheden: dan is meteen ook tachtig procent van de mentale voldoening gegarandeerd.

Dit is ook inzichtelijk. Ook de zakelijke (juridische, financiële en organisatorische) kaders van het werk zijn waarde-geladen en raken de beleving van werknemers. Ik liet niet voor niets terloops het woord ‘rechtvaardig’ vallen. Als een medewerker zich bijvoorbeeld qua beloning rechtvaardig behandeld voelt, weet zij zich ook in goede handen en voelt zij zich thuis op haar werkplek. Zij gaat ’s ochtends met opgewekt gemoed en met muziek in haar hoofd naar het werk.

Toch kan het geen kwaad om los van die zakelijke kaders ook oog te hebben voor de mentale voldoening in het werk. Bij dat laatste dienen we dan minder hoog van de toren te blazen dan de vele trainers en auteurs die suggereren dat werk een feest van ‘inspiratie’ en ‘zingeving’ is – of in een handomdraai daartoe kan worden gemaakt.

Managementkitsch en telekinese

Ik probeer bewust dergelijke begrippen te vermijden, omdat ik ze inmiddels associeer met het repertoire van de managementkitsch en met een modieus positivo-jargon. De straat kan immers worden geplaveid met boekjes, waarvan de kaft dikker is dan het binnenwerk en die vol staan met in kinderboeklettertypes weergegeven stappenplannen om weer ‘zin’ en ‘bezieling’ in je werk te krijgen.

Daarbij claimen de auteurs van deze gelukskookboeken veelal ook nog eens, dat hun autosuggestieve toverformules de weg zijn naar je persoonlijke ‘effectiviteit’ en ‘succes’. ‘Zingeving’ is dan een subtiele manier om je zin te krijgen van de schikgodinnen.

Ik word soms badend in het zweet wakker uit een nachtmerrie. Dan heb ik gedroomd van een wereld waarin iedereen deze boekjes heeft gelezen – en ze ook nog eens feilloos toepast. Ik zie dan overgemotiveerde kantoren, winkels en werkplaatsen voor me, waarin iedereen om het hardst juicht over kansen en mogelijkheden, waarin de één de ander overtroeft in energie en initiatief en waarin iedereen met een begripvol om zich heen glimlachend gezicht zijn verborgen succesagenda probeert af te dwingen. Het is een spookachtige Onderwereld vol hectische en overassertieve narcisten, een spiegelbeeld van de lethargische Toverberg van Thomas Mann.

Het is maar een droom. De werkelijkheid is, dat op zich respectabele begrippen als inspiratie en zingeving zijn ingelijfd door managementmarskramers, die ons aanpraten dat we ons voorgegeven zelf en onze omgeving naar onze hand kunnen zetten door middel van een nieuw soort telekinese.

Zinloosheid

Natuurlijk zijn er ook auteurs die aandacht hebben voor de hardnekkige schaduwkanten van het werken in organisaties: voor de dorheid en saaiheid ervan, voor de machteloosheid die we soms ervaren, ja, zelfs voor de zinloosheid en het verdriet waarmee werk soms gepaard gaat. Dat geluid mag wel wat worden versterkt. Werken is nu eenmaal niet altijd een feest. Het is ook de vervulling van een plicht.

Sterker nog: juist de overspannen verwachting dat ik in mijn werk mijn diepste zelf tot wasdom en ontplooiing kan brengen, dat arbeid mijn levensvervulling kan zijn of dat ik mijn relationele behoeftes kan botvieren op mijn collega’s: juist dit perfectionisme leidt vaak tot frustratie en misnoegen.

Teleurgestelde en aan hun eigen enthousiasme opgebrande werknemers doen er goed aan om af en toe onder ogen te zien, dat hun werk ‘alleen maar hun werk’ is. Om lief te hebben, om groots en meeslepend te leven, om hoog gestemde persoonlijke idealen na te streven: daarvoor zijn er altijd nog andere levensdomeinen.

Maak er het beste van

Een gepaste dosis relativeringsvermogen doet wondertjes voor onze mentale voldoening als werkenden. Ze helpt ons de moed erin houden. Dit wil niet zeggen dat we nu met cynisme en tegenzin aan het werk moeten gaan. Niets is ontmoedigender voor jezelf en kwetsender voor je collega’s, dan het hardop aftellen van de weekdagen tot het weekend en de werkweken tot de vakantie. Jouw werk is ‘slechts je werk’, maar ook een belangrijk deel van je leven – en van dat van anderen. Daarin wil je het goed hebben – zo goed mogelijk althans. Toverspreuken uit hard-cover-boekjes helpen daar echter niet bij. Wel de inzet om problemen aan te pakken, anderen te helpen en er kortom het best mogelijke van te maken – voor jezelf en vooral voor je omgeving. Dat is al moeilijk genoeg.