Op dit moment speelt zich in menig huisgezin ongetwijfeld een botsing der generaties af. De puberende zoon of dochter tekent protest aan tegen de verplichtingen van het kerstfeest en kondigt aan, dat zij of hij zal weigeren om mee te werken aan de feestvreugde. Het kerstfeest is immers een uitvinding van de commercie, die ons dwingt de schone schijn van harmonieuze familiebanden op te houden. Het is daarbij ook nog eens gebaseerd op een door de wetenschap lekgeprikte mythe. En waarom precies op 25 december? Dat is toch een dag als alle andere?
Dit conflict hoort bij de cirkelgang van de geschiedenis. Ieder van ons heeft waarschijnlijk ook zelf ooit deze hormonaal bepaalde kritiek op de instituties beoefend. Ze hoort bij de gezonde ontwikkeling van het individu. Op een goede dag kijkt een mens immers door de betovering van de wereld héén. Hij doorziet dat sommige zaken ‘slechts spel’ zijn en geregisseerde schijn. Wat vanzelfsprekend en normaal leek, blijkt conventie en willekeur te zijn. Kritische argwaan is op zo’n moment een gezonde reflex en een onvermijdelijke groeistuip.
Ook in de geschiedenis wordt er herhaaldelijk geadolesceerd op deze wijze. De begintijd van emancipatiebewegingen en van culturele en maatschappelijke omwentelingen is immers eveneens een soort puberteit. Wijst Kants definitie van de Verlichting*) bijvoorbeeld niet in deze richting? En zie je bij het lezen van menige ideologiekritiek geen onderuit gezakte, verveelde zestienjarige voor je geestesoog?
In het proces van (individuele en collectieve) volwassenwording en emancipatie volgt op het stadium van de kritiek een meer welwillende en tegemoetkomende fase – tenminste: als het goed is. Nadat een mens eenmaal het spel en de conventie heeft doorzien, kan hij of zij er ook wel om glimlachen. Hij of zij voelt zich niet meer bij de neus genomen, staat boven de situatie en kan soeverein en ongedwongen meedoen aan het spel.
Als het om religieuze rituelen gaat, kunnen we dit ‘knipogend meedoen’ kwalificeren als ‘oprecht veinzen’. Als het om andere conventies gaat – zoals taalkundige regels, omgangsvormen, de artistieke of culinaire canon, tradities en herdenkings- en feestdagen etc. – valt meedoen in de categorieën van etiquette en goede smaak, sportiviteit of correctheid.
Jammer genoeg blijven sommige enkelingen of groepen steken in de humorloze en ééndimensionale fase van de puberteit en leren ze nooit dat je kunt spelen met de gelaagdheid van traditionele opvattingen en gewoontes. Ze blijven behept met achterdocht en ontmaskeringsmanie.
U kent deze mensen wel. Als een levend memento mori bederven ze de stemming op elk verjaardagsfeestje. Ze wijzen de andere gasten er nadrukkelijk aan, dat alles ‘poppenkast’ is. Ze verstaan de kunst, om de schuimkraag van uw bier te laten inzakken door er alleen maar naar te kijken. Kerstmis is voor hen een samenzwering van priesters en kooplui. Voorkeursspelling en grammaticale regels zijn willekeurig en elitair. Onze opvattingen over ‘high and low culture’ zijn in hun ogen de achterhaalde erfenis van een door hiërarchisch denken gekenmerkte periode. En zo voorts.
De in hun puberale verbittering gefixeerde mensen hebben uiteraard tot op zekere hoogte gelijk. Natuurlijk is in ons samenleven bij veel, zo niet alles, de willekeur van de conventie in het spel. En conventionele ‘spelregels’ zijn inderdaad geen ijzeren wetten. Een spel en zijn regels hebben echter wel degelijk een functie. Ze verbinden ons onderling en verlenen aan onze onderlinge relaties de nodige lichtheid, lenigheid en soepelheid. Ze geven ook diepte en reliëf aan het leven. Dankzij hen is immers niet alles ‘om het even’ en zijn sommige plaatsen, tijden en zaken anders dan andere (wat niet het zelfde is als ‘beter’ of ‘verhevener’).
In dit licht zijn de hardnekkige critici, behalve humorloos en onvolgroeid, vooral ook onsportief. Ze zijn spelbedervers en ongezellige mensen. Dat ‘ongezellig’ wil ik ook wel vertalen als ‘asociaal’, want wie zich onttrekt aan het spel en alles ‘om het even’ vindt, is onverschillig en ziet neer op anderen.
Zoals gezegd: veel, zo niet alles in ons leven is poppenkast. Zonder poppenkast is er echter geen leven en samenleven.
*) “Verlichting betekent dat de mens zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid achter zich laat.”