Et par le pouvoir d’un mot
Je recommence ma vie
Je suis né pour te connaître
Pour te nommer:
Liberté
(En door de kracht van één woord /Begin ik opnieuw mijn leven / Ik ben in de wieg gelegd om je te kennen / Om je bij naam te noemen / Vrijheid)
P. Éluard
***
Vrijheid is ondeelbaar. Ze behoort – zou de oude Van Mierlo hebben gezegd – niet tot onderhandelbare zaken. Op een dag als vier mei voel ik deze compromisloosheid in alle woede naar boven komen. De doden die wij dan herdenken: zij zijn ook slachtoffer van het feit dat een volk stukje bij beetje zijn vrijheid had prijsgegeven en zich daarmee op een zwaar hellend vlak had begeven.
Want laten we eerlijk zijn: mensen zijn vaak geneigd om te marchanderen met die vrijheid. Er is geen woord, waarachter zo vaak een komma wordt gezet en waarop zo vaak ‘ja maar’ volgt. In politieke, maatschappelijke en religieuze groeperingen wordt vaak lippendienst bewezen aan de vrijheid, om er vervolgens allerlei ‘nuances’ aan toe te voegen. “Vrijheid, OK, maaaar het mag geen ongebondenheid worden, maaaaar we moeten ook rekening houden met anderen, maaaaar het moet niet doorschieten, maaaar we zijn ook ‘gemeenschapswezens’ die ‘ingebed’ zijn ‘in relaties’…” En zo wordt de glasheldere omlijning van de vrijheid vertroebeld tot een obscuur sfumato.
Ik heb dit altijd sterk gevoeld aan de linkerkant van de kerk. Als je in de jaren tachtig of negentig opkwam voor slachtoffers van mensenrechten in de Arabische wereld, in een Idealistisch-Derde-Wereld-Land of in China: dan werd dat bij ons meteen gedempt onder een deken van nuances. ‘Ja maar, de mensen hebben er tenminste te eten.’ ‘Ja maar ons model van democratie en mensenrechten is cultuurgebonden.’ ‘Ja maar die mensen hebben wel wat anders aan hun hoofd.’ Als een dictator zijn volk te eten gaf, dan werd een oogje dichtgeknepen als in zijn gevangenissen homo’s of mensenrechtenactivisten crepeerden.
In de theologieopleiding leerden we, om dit allemaal mooi te formuleren. We zeiden braaf bij tentamens dat ‘sociale mensenrechten’ veeeeeel belangrijker waren dan die verfoeide burgerlijke politieke rechten. Het was en is echter maar de vraag of in die Landen-Die-Nog-Niet-Aan-Mensenrechten-Toe-Zijn de bevolking genoeg te eten heeft. Als je daar immers zegt dat je honger hebt, wordt je de mond gesnoerd. In die zin zijn politieke vrijheidsrechten primair, denk ik toch maar. (‘Gelukkig’ heeft rechts sindsdien dit thema overgenomen en is links bezig met een inhaalslag op dit gebied, moeizaam maar toch.)
Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat de kerken wel het minste recht van spreken hebben als het gaat over vrijheid. Het woord vrijheid moet je met tien paarden uit de mond van kerkelijke leiders en theologen trekken – ook bij de gematigden. En het is dan altijd een concessie. Vrijheid wordt alleen vrijgegeven met veel mitsen en maren, onder veel ontbindende voorwaarden. In de praktijk wordt de vrijheid toegestaan, maar dan wel in het verborgene (don’t ask, don’t tell). In theologisch opzicht wordt vrijheid voorgesteld als een compromis dat God – en dus zijn zelfbenoemde handlanger, de kerk – sluit met onze menselijke onverbeterlijkheid. Of vrijheid wordt zo gedefinieerd dat het niet meer veel voorstelt (‘Authentieke vrijheid’, heet dat dan.) Dat vrijheid wel eens Gods oogappel kan zijn, daarop komt men niet. Misschien nog wel in de Arminiaanse traditie, bij de remonstranten.
Maar het is te gemakkelijk om de leiders en ideologen de schuld te geven. De ‘schapen’ doen niets liever dan terugkruipen in de Moederschoot en hun denk-verantwoordelijkheid delegeren. Dat gebeurt in de politiek (op Twitter stak iemand deze week de loftrompet over de partijdiscipline bij de SP) en in de religie. En vaak juist in nieuwe ‘spirituele’ bewegingen, waar mensen wegkruipen onder de rokken van de goeroes en de engste dogma’s slikken als zoete koek.
Ik snap de allergie wel. Vrijheid is – het is een cliché – een gave maar ook een opgave. Ze is lastig. Geen wonder dat ons immuunsysteem zich ertegen verzet. Vrijheid is leven op een harde ondergrond en in een onbeschutte ruimte. Ik hunker natuurlijk ook soms naar die Moederschoot. Die bestaat echter niet.
En je moet het niet willen.