Tag Archives: verhoeven

Leren door verstandsverbijstering

Sommige mensen zijn nog te jong om te leren. Ze blaken van jeugdige energie, volharding en doelgerichtheid. Het grote doel dringt zich zo sterk op aan hun fantasie en verlangen, dat zij daar geen vragen bij stellen. Met hun brute kracht schuiven ze vrijwel moeiteloos alles opzij wat hun de weg verspert. Daardoor hoeven zij ook niet de vraag toe te laten, of de gekozen route wel de juiste is. Als er geen weg is, banen zij die gewoon. Kortom: deze Siegfrieds staan niet voor de opgave om gestelde doelen en uitgestippelde wegen bij te stellen en te herzien.

Om te leren moet je wat ouder zijn. Uiteraard is senioriteit geen voldoende voorwaarde voor leervermogen en leerbereidheid. Er zijn genoeg oude mensen bij wie de verbittering de geestelijke gewrichten stroef heeft gemaakt. Ze lijden aan mentale reuma. Gelukkig zijn er echter mensen die – hoe contra-intuïtief het ook klinkt – geestelijk leniger worden naarmate hun leeftijd voortschrijdt. Ze leren om te leren. Ze ondervinden en erkennen – door schade of schande of juist de eer aan zichzelf houdende – dat onwrikbare doelen en utopieën gevaarlijk verblindend kunnen zijn, zoals een laagstaande zon aan de horizon dat is voor een automobilist. En wat hun weg betreft hebben ze ervaren dat men soms wel degelijk de route moet aanpassen aan het terrein, tenzij men een door pantservoertuigen omgeploegd oefenterrein wil nalaten.

Leren gaat overigens niet alleen over doelen stellen en wegen uitstippelen. Ook het vormen van oordelen en leggen van verbanden is een kunst die zich moet worden geoefend – waarbij de oefening vooral bestaat in matiging. Als je jong bent en zo spoedig mogelijk in de hoogste versnelling wilt komen, is het uiteraard zaak om snel te schakelen. Er ontgaat je dan echter veel. Bij het oordelen en analyseren is snel schakelen op zijn minst een beetje zonde. Je laat heel veel aspecten en verbanden liggen. Je levensweg wordt een tunnel. De rijpe mens is eerder geneigd om in te houden en om zich heen te kijken – en daardoor de vaart uit zijn of haar leven te halen.

Verhoeven herontdekt

Met mijn eigen tunnelvisie werd ik geconfronteerd toen ik onlangs – door een uiterlijke aanleiding – het boekje Inleiding tot de verwondering (1967) van Cornelis Verhoeven ging lezen. Verhoeven stond in het verdomhoekje van mijn vooroordelen, omdat ik diegenen napraatte die hem verslijten voor een onverbeterlijk cultuur-katholieke plattelandsfilosoof. De schellen vielen echter van mijn ogen, toen ik dit radicale en literair briljante pleidooi las om te ‘leven in het uitstel’, om identificaties en definities open te houden en op te schorten.

De werkelijkheid ontsnapt ons steeds – aldus Verhoeven. We krijgen haar theoretisch noch praktisch ooit in de vingers. Ze ontglipt ons of valt ons juist in de rug aan. Als we dit onder ogen zien en de ons passende positie innemen, is er sprake van verwondering. De verwondering – die wij geneigd zijn te associëren met een lyrisch en risicoloos verwijlen bij zich ontplooiende lentebloesems – is ten diepste verbijstering en verlammende ontreddering.

Laat ik echter niet proberen de messcherpe metaforen van Verhoeven te evenaren: neem en lees het boekje. Iedereen die professioneel bezig is met ‘leren’ dient dit boekje te lezen of te herlezen, op zijn schrijftafel bij de hand te hebben en uit te delen aan zijn of haar vrienden. Het is op veel manieren verkrijgbaar, dus er bestaat geen excuus.

Leren en leren is twee

Het is echter riskant om de fundamentele – of liever: de schijnfundamenten overhoop halende – gedachten van Verhoeven voor het karretje te spannen van leertheoretici en leertechneuten. Want als Verhoeven iets niet wil, dan is het suggereren dat leren iets maakbaars en stuurbaars is. In elk geval betrap ik hem er niet op. Leren is iets wat ons overkomt en ligt dus precies niet in ons vermogen.

Wat we ‘leervermogen’ noemen veronderstelt juist, dat we eerst tegen wil en dank hebben geleerd dat we moeten leren. Onze geest wordt pas soepel en open voor de realiteit, als ze eerst murw is gemaakt door die realiteit zelf. De meesteres van de realiteit moet ons eerst op de vingers tikken, om überhaupt onze aandacht te wekken voor de les. In die zin is leren een absurde cirkel – maar daarom niet minder reëel.

Leren in het voetspoor van Verhoevens ‘verwondering’ is bovendien een moeizame weg, iets wat telkens moet worden hernomen en hervat. De betekenisrijkdom van de werkelijkheid die wij verkennen raakt immers nooit uitgeput. Leren is ‘iteratie’, een weg opgaan die telkens een mijl aan zichzelf toevoegt. Elke stap die wij zetten is een op-het-verkeerde-been-gaan-staan, hetgeen ons noodzaakt om de volgende stap te zetten – tot in het oneindige.

Openheid of op weg gaan?

Ook in dit viatorische beeld ligt een kritiek op de op eindtermen en doelen gefixeerde leerprocesfabrikanten. Ook en vooral echter plaatst het vraagtekens bij de modieuze veronderstelling dat we de moeizame, in beginsel eindeloze weg kunnen omzeilen of overslaan door middel van bewustzijnsverruimende technieken. Nergens lijkt zo jachtig en maakbaar te worden gedacht als in de bewustzijnsindustrie.

Authentiek leren is geen kwestie van het open zetten van ramen en deuren en hopen dat de wijsheid komt binnenwaaien – met hoeveel oprechte toeleg en toewijding dit ‘zich open stellen’ ook gepaard gaat. Leren is huis en haard verlaten en op weg gaan. Om nooit meer terug te keren en om nergens meer halt te houden.